Toen was dat nog heel gewoon!
Herinneringen uit mijn jeugd.
Toen deze dingen nog heel gewoon waren!
Brandhout? Hele vrachtwagens vol!
Mijn vader was na de oorlog eerst handlanger, toen voorman, toen hulp uitvoerder en later chauffeur bij Muys en de Winter, een groot bouwbedrijf uit Rotterdam. De vrachtwagen stond vaak bij ons voor de deur en dat vond ik prachtig. Maar toen die zelfde vrachtwagen een keer onze poes dood reed vonden we dat wel vreselijk.
Regelmatig bracht mijn vader een volle wagen afvalhout mee naar huis. Het was het hout dat zich achter de cirkelzaag verzamelde als daar hout voor de bekisting werd gezaagd. Als het als een hele grote berg op straat lag leek er geen beginnen aan. Toch moest het op de schouder of met de wasteil naar de stal achter het huis worden gedragen. Dat zou jaren zo blijven. Later in de Nieuwstraat moest het zelfs door de gang, de woonkamer, de keuken en het portaaltje naar de stal worden gesjouwd. Als er nog over was moest dat soms zelfs de zolder op. Het hout hakken en steeds weer zorgen dat er genoeg bij de kachel of in de bakoven van het fornuis lag is deels mijn, maar later ook de taak van mijn jongere broers en zussen geweest.
De eerste keer badolie!
We gingen eens per week in bad. Dat was een hele ceremonie. We hadden een langwerpige teil van wel 1,60 meter. Het water werd eerst in de weckketel op het fornuis verwarmd. Daar werd in de teil dan koud water bij gevuld en dan werden we, de een na de ander, gewassen. Annie was dan meestal moeders hulp. Het gevoel op het moment dat ik uit het warme bad werd getild, op de keukentafel werd gezet en er een handdoek om me heen werd geslagen, zal ik nooit vergeten!
Er werd ook tijdens het wassen weleens levertraan gegeven. We vonden dat allemaal een vies goedje maar er was geen ontkomen aan. Ik kreeg eens de lepel in mijn mond gestopt toen ik als eerste in bad zat. Ik weet niet meer precies waarom, maar ik kon het niet meer binnen houden en heb toen de levertraan in het badwater gespuugd. Ik, maar ook alle broers en zussen, zijn toen allemaal gewassen in dat zelfde water. Dat was de eerste keer dat we in huize Crijns "badolie" gebruikten.
Op een oude fiets moet.......
Op de Hoofdstraat stond achter een van de bedden een Belgische damesfiets met handremmen en een freewheel! Nadat we naar bed waren gebracht klom ik weer uit bed en ging op de fiets zitten. Vooruit trappen kon niet, maar achteruit wel want de fiets had een freewheel. In dacht dan dan ik net zo hard kon fietsen als mijn vader vroeger. Er hing een foto in de kamer met daarop mijn vader op een baan-racefiets in echte wielrenkleren. Later zou Annie mij in de Parallelstraat fietsen leren. Daarmee begon mijn passie voor het fietsen, die door de foto van mijn vader al was aangewakkerd, werkelijkheid te worden. Ik bouwde later mijn eerste (oude)fiets om tot "racefiets" en fietste ook twee wedstrijden bij de beginnelingen mee. Maar wielrenner, een copy van mijn vader worden ? Dat werd niet ik, dat werd mijn broer Wiel!
.
Toen leren nog gewoon werken was!
De school was bij ons in de straat. Omdat ik in het St. Joseph klooster in Vlodrop de eerste klas had gedaan kwam ik direct in de tweede klas bij meester Harrie Orbons. Hetgeen ik mij het beste van hem herinner is zijn regenjas met een dubbel rugstuk op de voor en de achterkant. Ik kon goed leren en misschien mocht ik daarom wel bij hem thuis komen en boeken lezen. Daar zag ik ook hoe ze de tafel dekten en dat ze met lepel en vork aten. Daarna kwam ik in de klas bij meester Beckers. Ook dat was een aardige leraar. Ik herinner me dat hij altijd heel recht op zijn fiets zat, iets dat hij tot op hoge leeftijd is blijven doen. Bij meester Mertens in de vierde heb ik moeten wennen aan zijn ''nietwaar'' iets dat hij telkens weer herhaalde. De eerste dag was dat lachwekkend en telden we allemaal het aantal "nietwaar's" bij elkaar. Maar in de loop van de tijd wenden we daar ook weer aan.
De zesde klas was niet zo prettig. Meester Daemen was bij het verzet geweest en wilde dat weten ook. En aangezien mijn vader, die net zoveel van politiek begreep als de eikenbomen in de Allee die naar het kasteel in ons dorp leidt, aan de verkeerde kant had gestaan, kreeg ik dat echt vaak te horen. Steeds in het algemeen maar hij wist dat niet alleen ik, maar ook meerdere andere kinderen van de klas in de zelfde nare situatie verkeerden en we ons dan allemaal heel rot voelden. Hij vergat dat niet wij kinderen, maar onze vaders die beslissing hadden genomen. Ik was ook in die klas een van de snelle leerlingen en dus werd de MULO mijn volgende stap.
Verkopers worden niet geboren! Die worden gemaakt!
Toen met Kerstmis de missie kalenders op school kwamen, werd van elk kind verwacht dat ze er een paar zouden verkopen. De meeste lukte het om er een te verkopen aan de eigen ouders maar dan hield het ook op. Ik was ze snel kwijt en toen ik daarna voorstelde om de kalenders die nog niet verkocht waren, deur aan deur te verkopen stemde de meester daar mee in. Ik liep naar Doenrade en Merkelbeek, belde deur na deur en net zo lang tot dat ik ze allemaal kwijt was. Of dat de aanzet is geweest van mijn latere verkoop carrière? Toen ik trouwens voorstelde om de voortuin van de school onkruidvrij te maken had de meester ook geen bezwaar. Ik vond dat leuker dan in de klas zitten, maar hij?
Of hij mij toch wilde laten boeten voor de vergissing van mijn vader?
Mijn eerste heilige communie.
De eerste communie was een belangrijke gebeurtenis voor elk kind, maar vooral voor de ouders van het kind. Ooms, tantes, neven, nichten, kortom de hele familie kwam op bezoek! Het huis moest er dan gelikt uitzien! Dus werd er geverfd, behangen en vooral ook goed gepoetst. Het communiekind werd helemaal in het nieuw gestoken. En dat was nu net het bijzondere aan mijn communie. Of eigenlijk aan mijn communiepakje! Mijn moeder had besloten dat te laten breien bij de man die elke week met leesboeken bij ons thuis kwam. Ik herinner me dat hij een houten arm had maar toch heel handig was met zijn fiets, met daarop twee hele zware tassen met boeken. Ik moest me laten opmeten, zag dat mijn moeder een donkerblauwe kleur garen uitzocht maar kon me niet voorstellen hoe dat tot een communiepak moest leiden.
Op school en in de kerk werd er flink geoefend voor de ceremonie. We leerden verschillende liedjes en gebeden, wisten wanneer we naar voren en dan weer naar achter moesten stappen en raakten toch echt een beetje in de heilige communiesfeer. Ook gingen we voor de eerste keer biechten. Ons hartje moest immers rein zijn om de Heer te ontvangen!
De dag voor het grote feest kwam heer Eenarm met mijn pakje. Ik moest het natuurlijk direct aanpassen en daar stond ik! Het was meer een zakje dan een pakje. Het jasje, of was het een vestje, hing langs mijn lijf zonder daar enig model aan te geven. Bij de broek was het nog erger! De pijpen waren aan het einde niet strak of stijf. Een beetje krullend hingen ze rond mijn benen. Maar eigenlijk waren het toen nog beentjes. Maar juist daardoor zag het nog armzaliger, zieliger of, hoe wil je het noemen, uit! Maar.... mijn moeder vond het prachtig! Dus liep ze ook trots naast me toen we de volgende Zondag naar de kerk liepen. De meeste andere jongens hadden mooie jasjes en soms zelfs lange pantalons aan, om van de meisjes maar te zwijgen.
Toch is de dag goed verlopen. We hadden heerlijke vlaaien! Door mijn moeder gemaakt en bij bakker Maas gebakken.(toen ik gist moest halen heb ik er een beetje van gesnoept. Dat heb ik niet tegen mijn moeder gezegd maar later wel gebiecht! Bij het middag eten lag er midden op de tafel een grote koeientong op een schaal. Zulk groot stuk vlees had ik nog nooit op tafel gezien. Ondanks dat het raar uitzag vonden we het toch echt lekker.
Van ooms en tantes kreeg ik soms een klein cadeau maar meestal geld in de hand gedrukt bij de felicitatie. Ik voelde me steeds rijker worden. Op maandagochtend ben ik naar schoenenzaak Crijns gegaan in ons dorp en ik heb daar voor mijn vader een mooie portemonnee gekocht. Hoezo? Waarom? Ik weet het niet! Maar schijnbaar had ik toen al de neiging om hem te tonen wat hij voor mij betekende!
Het kindergeld! Telkens weer een verrassing!
Later leerde ik dat het kindergeld, of te wel de kinderbijslag, in 1941 tijdens de Duitse bezetting, voor het eerst in Nederland werd ingevoerd. In Frankrijk kende men het al sinds het einde van de 18 de eeuw om de verschillen tussen kleine en grote gezinnen niet via de belasting, maar op andere wijze te regelen.
Zoals gebruikelijk werkte ook in ons gezin alleen mijn vader. Ik zou ook niet weten hoe mijn moeder met zoveel kinderen nog had moeten werken. De moderne machines die nu het zware werk doen had men toen nog niet. Wassen bijvoorbeeld gebeurde eerst nog op de hand. Pas in de Nieuwstraat kwam er een wasmachine.
Maar ook toen werd de was eerst in de weckketel op de kachel gekookt. Als ze lang genoeg gekookt had werd die zware ketel naar de stal gedragen waar de was in de houten machine werd gekiept. Die draaide dan een tijdje heen en weer. Daarna werd de was door de handmatige wringer gehaald en dan in een teil (de buut) met koud water gespoeld. Dan ging ze nog een keer door de wringer, draaien, draaien, draaien. De best wel volle en zware wasmand werd dan naar de waslijn gedragen waar de was met knijpers werd opgehangen.
Stofzuigen was toen nog met een bezem vegen en met stoffer en blik opvegen. Kapotte kleding werd versteld, gaten in sokken werden gestopt. Er werd elke dag gekookt voor de hele familie. Het fornuis moest de hele dag brandend worden gehouden want het was tevens de verwarming. Dat alles gecombineerd met de zorg voor de kleinsten was meer dan genoeg voor mijn moeder. Ze stond er ook nog alleen voor!! Mijn vader zorgde elke week voor de centjes. Als mee opvoedende en in het huishouden mee werkende vader, zoals we de vaders nu kennen, was hij niet in de wieg gelegd. Maar dat was hij niet alleen! Zo waren de meeste vaders in die tijd.
Van die door hem verdiende centjes konden we zonder echte zorgen leven. Ik heb het al eerder gezegd: ik heb nooit het gevoel gehad dat we arm waren, heb nooit honger gehad, maar ik wist wel dat het bij sommige andere families iets ruimer toeging.
En dan...... kwam het kindergeld!!
Omdat we na de oorlog al met 5 kinderen waren, en het er steeds meer werden, kregen mijn ouders behoorlijk veel kindergeld. Ik weet de bedragen niet meer te noemen maar het was steeds een verrassend gevoel als het binnenkwam. Als kind wisten we al snel wanneer het zover was! We probeerden mijn moeder dan te bewegen iets voor ons te kopen dat we fijn vonden of nodig hadden.
Maar eerst moest mevrouw Boels betaald worden. Kruidenier Boels, de ouders van Pierre Boels, later de eigenaar van het verhuurbedrijf Boels, Verhuurt Bijna Alles, was onze vaste kruidenier. Als we iets gingen halen schreef mevrouw Boels dat in ons boekje. Zaterdags brachten we dan 25 gulden die van het openstaande bedrag werden afgetrokken.
Toen ik laatst een mooi boek zag waarin Pierre Jr. Boels een hele boel spreuken had opgetekend die steeds door zijn vader Pierre SR. werden gebezigd moest ik terug denken aan de spreuk die mevrouw Boels altijd gebruikte als we broodbeleg moesten halen dat ze op de machine moest snijden. "Maag ut ooch ee bietje mier zien jong?'' (Mag het ook een beetje meer zijn, jonge?)
Omdat we in ons grote gezin veel kochten liep de schuld dus op. Tot dat het kindergeld kwam! Dan ging mijn moeder zelf en betaalde de hele achterstand in een keer! Zo ging dat van kindergeld naar kindergeld.
Ik vond het grappig toen mijn moeder een keer met een van mijn zusjes naar Heerlen ging om haar nieuwe kleren te kopen. Toen mijn zusje de andere morgen haar nieuwe kleren aantrok leek het alsof ik opeens een nieuwe zuster had. De nieuwe modernere kleren maakten opeens een ander, ouder ogend en moderner zusje van haar. Dank zij het kindergeld!
Mijn eerste operatie: De amandelen.
Het was rond mijn vijftiende toen ik plotseling last kreeg van mijn amandelen. Eerst een beetje pijn in de keel, maar dat beetje werd steeds meer. De dokter stelde vast dat mijn amandelen gezwollen waren. Er werd een afspraak met het ziekenhuis in Heerlen gemaakt. Op een dag kon ik daar terecht bij een K.N.O. arts.
Eerst moest ik mij bij een zuster, een echte non dus met nonnenkleren aan, uitkleden en kreeg ik een ziekenhuis dress aan. Toen naar de dokter. Die zag er een beetje angstwekkend uit. Een witte slagersschort om, een raar hoofddeksel en rubberen handschoenen. Ik werd op een stoel gezet en hij drukte me een wit niervormig bakje in de handen. Ik moest dat vast houden. Met een vrij grote spuit werd er verdovende vloeistof achter in mijn keel gespoten. Het prikte niet alleen maar het smaakte ook nog heel bitter. Hij liet me even daar zitten en ging toen met een "knijptang" mijn mond in. Ik voelde niets maar hoorde wel duidelijk krr, krr, een scheurend geluid. Zijn tang kwam uit mijn mond en hij dropte een kleine rode bloederige klonter in het bananen bakje. Dat herhaalde zich nog een keer en toen was hij klaar.
De zuster bracht me naar een van de zalen en daar moest ik in bed gaan liggen.
De verdoving was na enige tijd uitgewerkt en toen begon de pijn!! Slikken leek onmogelijk! Maar de zuster bracht me steeds weer drinken en ik moest blijven slikken. Ondertussen had ik koorts gekregen en daardoor voelde ik me steeds meer echt ziek!
Anders dan gebruikelijk heb ik vijf dagen nodig gehad om weer zover op te knappen dat ik naar huis mocht. Onder tussen had ik bezoek gehad en voelde ik me echt een patiënt. Mijn eerste ervaring liep goed af! Later zou ik een keer zwaar gewond na een auto ongeluk en na een open open hart operatie langer in het ziekenhuis verblijven. Maar door steeds positief te denken was dat nooit een zware tijd en wist ik dat het de beste manier is om weer gauw te genezen.